Een van de symptomen die kenmerkend zijn voor ADHD is het impulsieve gedrag. Niet nadenken, maar gewoon doen zou men vroeger hebben gezegd. Vaak is dat ook het geval en gaat er geen duidelijk aanwijsbare oorzaak vooraf aan de actie. Het is gewoon een spontane actie waarbij later pas het besef komt. Vaak zou je ADHD juist kunnen omschrijven als een combinatie van factoren. Aan de ene kant hebt jet het drukke en impulsieve gedrag, aan de andere kant juist de moeilijkheid om zich goed te kunnen concentreren en het vasthouden van de aandacht. Simpel gezegd: AD (attention deficit) en HD (hyperactivity disorder).
Combinatie
Op merkelijk genoeg hebben veel ADHD’ers ‘last’ van een combinatie van beide. Men is dus zowel snel afgeleid als impulsief. Dit leidt dus automatisch tot de vraag of er sprake kan zijn van een duidelijk verband of dat het louter op toeval berust. Om het maar even wetenschappelijk te verwoorden: is er sprake van een duidelijke correlatie of een causale relatie.
Om meer inzicht te krijgen in de aard van de impulsiviteit als kenmerk is het soms handig om het antwoord op een andere manier te achterhalen, dan louter op een medische manier. Informaticus Tom Heskens blijkt dan opeens van onschatbare waarde te zijn. Samen met psychiater Jan Buitelaar, hersenonderzoeker Jeffrey Glennon, geneticus Barbara Franke en andere wetenschappers van het Radboudumc en Radboud Universiteit is Tom Heskes aan de slag gegaan met die vraag.
Algoritmes
Alhoewel hij in zijn normale werk weinig te maken heeft met ADHD, komt zijn kennis en ervaring nu wel goed van pas. Zijn specialisme is juist het gebruik maken van algoritmes om te speuren naar oorzakelijke en causale relaties in grote hoeveelheden data. Om het nut ervan te illustreren kun je kijken naar het volgende, willekeurig gekozen voorbeeld.
‘Kinderen die een grote schoenmaat dragen, zijn beter in aardrijkskunde’.
Ogenschijnlijk hebben beide gegevens niets met elkaar te maken. Sterker nog, een verband tussen de grote schoenmaat en het goed presteren op school bij het vak aardrijkskunde, lijkt bijzonder onmogelijk. Het verhaal wordt heel anders als je andere factoren erbij haalt die mogelijk een rol spelen. In dit voorbeeld is dat de leeftijd. Dan wordt het opeens logisch en ontstaat er door de correlatie een duidelijk causaal verband.
Genen en geslacht
Bij het onderzoek naar een mogelijk verband tussen de verschillende kenmerken, hanteert Heskes een vergelijkbare aanpak. Hij stelt dat je, ondanks het veelvuldig waarnemen van beide kenmerken (hyperactiviteit en een gebrek aan concentratie) niet direct kan spreken van een duidelijk verband. Een tekort aan aandacht hoeft geen garantie te zijn voor hyperactiviteit en andersom leidt hyperactiviteit niet automatisch tot een tekort aan aandacht.
De derde factor
Om een mogelijk verband niet per direct uit te sluiten is het zinvol om te kijken naar een andere factor. Om daar achter te komen werd informatie uit andere onderzoeken erbij betrokken. Zo is het een bekend gegeven dat mannen vaker te maken krijgen met ADHD dan vrouwen, bovendien kunnen bepaalde genetische variaties de kans op het ontwikkelen van ADHD vergroten.
Heskes zegt hierover dat de computeralgoritmes een causale relatie kon aantonen. Deze loopt dan van een gebrek aan aandacht naar hyperactief en impulsief gedrag. Andersom is er geen sprake van enig verband.
Voor deze conclusie is men niet over een nacht ijs gegaan. Juist om de factor toeval uit te sluiten, heeft men gebruik gemaakt van verschillende datasets om bij een eensluidende conclusie te kunnen wijzen om de zuiverheid van het onderzoek. Ook dan blijkt duidelijk dat er geen aanwijzing is die kan suggereren dat impulsief en hyperactief gedrag, mogelijk concentratieproblemen (tips) kan veroorzaken.
De toegevoegde waarde
Zo’n wetenschappelijk onderzoek is leuk, maar wat is de waarde ervan? Meer dan je zou denken. Jan Buitelaar, als psycholoog bij het onderzoek betrokken geeft aan dat het in de literatuur wel eens is gesuggereerd, maar dat het niet eerder aantoonbaar werd gemaakt. Met deze wetenschappelijke benadering is het dus extra interessant om te kijken of er ook een neurologische onderbouwing gevonden kan worden.
Daarnaast kan met de conclusie in de hand, ook veel praktischer worden gewerkt aan een therapeutische benadering. Als het gebrek aan aandacht dus leidt tot impulsief en hyperactief gedrag, dan biedt dat juist een opening om de behandeling te richten op de inattentie in plaats van op de hyperactiviteit. Het onderzoek laat dus zien dat de kans groot is dat de hyperactiviteit kan afnemen als er sprake is van vermindering van de inattentie.
Geef een reactie