Na het wekelijkse baantjeszwemmen vanochtend, was het tijd om bij te tanken bij de kapper. Zonder dat ik erover begon, vertelde de kapster hoe ze tegenwoordig merkt dat er zoveel kinderen een etiket krijgen: ADHD, ADD of PDD-NOS. In haar schooltijd, en ze is nu 24, was dat niet het geval. Deze opmerking gaf mij de kans om mijn eigen ervaringen met onze pleegzoon te delen.
Vijf jaar geleden kwam hij als een vijfjarige, geluid producerende stuiterbal bij ons. Zo energiek dat we hem voor zijn en onze veiligheid al na een maand mochten teruggeven aan pleegzorg. Eigenlijk had hij in een leefgroep moeten zitten in plaats van een gezin, maar omdat wij het nog een keer wilden proberen, kreeg hij een tweede kans.
Via internet kwamen we in contact met Ben van Berkel via bebeth.nl. Dit bleek een goede stap, want na slechts twee sessies konden we onze pleegzoon al veel beter bereiken. Gewoon doordat hij letterlijk de veiligheid van ons huis mocht voelen bij alles wat hij uit de kast trok. Voor het eerst zagen we hoe zijn ADHD-kenmerken afhankelijk waren van hoe veilig hij zich voelde in zijn omgeving. Wij werden de rem op zijn gedrag… zijn anker.
Onze verdere zoektocht bracht ons bij de belangenvereniging voor hechtingsproblematiek, De Knoop (deknoop.org), waarna Basic Trust (basictrust.com) een logische vervolgstap bleek. Reguliere pleegzorg werd therapeutische gezinsverpleging via De Bascule-AMC, en dat leidde tot PCIT (Parent Child Interactive Therapy). Dit intensieve traject van een half jaar met wekelijkse sessies bleek uiterst waardevol. Dankzij Basic Trust en PCIT leerden we dat zijn ADHD-kenmerken sterk afhingen van in hoeverre hij zich echt gezien voelde. Vaak ging dit om subtiele communicatie.
Omdat onze pleegzoon sterk werd beïnvloed door vriendjes, kwamen we uit bij de Kanjertraining (kanjertraining.nl). Dit werkte wonderwel. Door middel van de vier petjes (wit: tijger, rood: aap, geel: konijn en zwart: pestvogel) leerde hij communiceren en reflecteren. Dit gaf hem handvatten voor zijn eigenwaarde en zelfvertrouwen.
In de thuissituatie, op sportclubs en feestjes gaat het gedragsmatig goed met hem, en dat zonder medicatie. De geluid producerende stuiterbal van vijf jaar geleden is niet meer te herkennen. Voor ons zijn zijn ADHD-kenmerken een graadmeter van hoe hij zijn omgeving beleeft.
Op school is het echter een ander verhaal. Daar zijn de ADHD-kenmerken volop aanwezig. De intern begeleider (IB’er) stelt voor om een Ritalin-trial te starten, omdat zijn hoofd ‘vol’ zit. De school diagnose komt echter niet overeen met die van de psychiater twee jaar geleden. Wij hebben aangegeven dat er nog aan de omgevingsfactoren gesleuteld kan worden en willen onze ervaringen van thuis graag inbrengen. Toch houdt de IB’er vast aan haar ervaring en ziet ze vooral een ADHD’er waarvoor medicatie de oplossing is. Dat hij zijn rekenhulpmiddel niet gebruikt, wordt genegeerd. Dat hij visueel leert, past niet binnen de schoolmethodiek. Medicatie lijkt het enige antwoord.
Of is dit eigenlijk een geval van handelingsverlegenheid?
Zijn cluster-4 rugzakje blijft onaangeroerd op de plank liggen en wordt ingezet voor andere kinderen zonder rugzak, die extra Remedial Teaching, logopedie of sociale vaardigheden nodig hebben.
Daarom wacht ik geduldig het lopende onderzoek van de onderwijsconsulent (onderwijsconsulenten.nl) naar de rugzak-inzet af. Als MR-lid kijk ik uit naar het zorgprofiel van de school in het kader van passend onderwijs. Tegelijkertijd ben ik benieuwd naar de reactie van de inspectie op dit praktijkvoorbeeld van ouderbetrokkenheid.
Hoe moet de gouden driehoek tussen school, leerkracht en ouders eruitzien, waarin het kind centraal staat?
Of vraag ik nu toch te veel als betrokken ouder?
Geef een reactie